noemen | t.t. | jij je vader ook bij zijn voornaam? |
noemen | t.t. | Mijn vriendin Joke haar vader bij zijn voornaam. |
noemen | volt.dw. | Ik heb hem bij zijn voornaam . |
noemen | v.t. | Wij deze man altijd bij zijn voornaam. |
werken | t.t. | Jij altijd flink door. |
werken | t.t. | je vader ook op vaderdag? |
werken | v.t. | Hans hard aan zijn opdracht. |
werken | volt.dw. | De leerlingen hebben de laatste tijd hard . |
rusten | t.t. | De jagers uit na de jacht. |
rusten | t.t. | jij ook uit? |
rusten | v.t. | De wandelaars uit na een vermoeiende tocht. |
rusten | volt.dw. | De spelers hadden na de wedstrijd een uur . |
branden | volt.dw. | Het huis is volledig af . |
branden | t.t. | Het vuur hevig. |
branden | t.t. | jij je vingers aan deze kaars? |
|