| beoordelen | De onderwijzer had de leerling verkeerd beoordeeld. |
| verblinden | De lampen van de tegenligger hebben ons . |
| uitschelden | Waarom heeft die jongen zijn vriendje . |
| verbinden | De verpleger heeft de zieke . |
| benadelen | Waarom heb je je vriend ? |
| overtreden | De bekeurde man heeft de verkeersregels . |
| ondertekenen | De directeur heeft de brief . |
| aanrichten | Heeft de storm veel schade ? |
| landen | Het vliegtuig is op tijd . |
| zemen | Daarna heeft mijn zusje de ramen . |
| schrobben | Mijn broer heeft gisteren de stoep . |
| bestrijden | Helaas heeft men het onkruid met gif . |
| slibben - vinden | Deze vaargeul is dicht . |
| behandelen - zijn | Heeft men jou erg onheus ? |
| beplanten | Men heeft de duinen met helm . |
|