| Vul het voltooid deelwoord in. |
trappen | De voetballer heeft de bal in het doel . |
bewijzen - bijleggen | Hij heeft , dat hij de ruzie heeft . |
oprapen | Hebben jullie de afgewaaide peren al ? |
slapen | Ik heb vannacht lekker . |
gebruiken | Wij hebben gisteren Jans fiets . |
blaffen | Deze hond heeft voortdurend . |
sturen | De trainer heeft de speler van het veld . |
vastbinden | De matroos heeft de zeilen goed . |
noemen | Zij hebben hem bij de juiste naam . |
verdienen | Zo'n straf heeft deze jongen niet . |
snijden | De kok heeft de groente . |
herdenken | Op 4 mei hebben velen de oorlog . |
rennen | Deze jongens hebben vijf kilometer . |
sparen | Veel kinderen hebben postzegels . |
zwemmen | Deze zomer hebben veel mensen in de zee . |
trachten | De politie heeft de dader op te sporen. |
repareren | Heb jij je brommer zelf ? |
vinden | Hasan heeft gisteren een euro . |
bereiden | Tante Jenny heeft een heerlijke pan soep . |
lopen | In de vakantie hebben we veel . |
bemoeien | De juf heeft zich veel met deze jongen . |
genieten | Onze ouders hebben van hun vakantie . |
ontvangen | Wij hebben helaas nog geen bericht . |
verloten - bekendmaken | Onze vereniging heeft de prijzen verloot en de winnaar . |
landen | De parachutisten zijn op de goede plek . |
repeteren - verlopen | Het toneelstuk is al zo vaak , dat de uitvoering vlekkeloos is . |
verbreden - aanleggen | De rijksweg werd en op- en afritten werden . |
organiseren | Dit spel heb jij goed . |
zakken | Mohammed is voor zijn eindexamen . |
ontbijten | Wij hebben vanmorgen vroeg . |
|