| hele werkwoord | het voltooid deelwoord. |
| poten | Vader heeft de aardappels gepoot. |
| werken | Mijn moeder heeft vandaag hard . |
| opzetten | Abdoel had zijn tent . |
| schoppen | Klaas had tegen de mooie vaas . |
| verstoppen | De boer heeft de hooivork goed . |
| stoppen | Vader is met roken . |
| botsen | De auto was tegen de muur . |
| kuchen | Veel mensen hebben de hele morgen . |
| lukken | Het is me niet . |
| plukken | De boer heeft deze week de appels . |
 |
| bemoeien | Deze jongen heeft zich met deze ruzie niet . |
| zorgen | Tijdens de vakantie hebben de buren voor onze planten . |
| ophelderen | De diefstal was vlug . |
| branden | Piet heeft zich aan de kachel . |
| versieren | Vader heeft voor m'n verjaardag de kamer . |
| zeggen | Dat heeft moeder nu al zo vaak . |
| dalen | Het aantal rokers is de laatste tijd sterk . |
| antwoorden | Waarom heb je niet op die vraag . |
| uitnodigen | Ben jij zondag ook op zijn verjaardag ? |
| luisteren | Heb jij wel goed naar die opdracht ? |
 |
| aannemen | Moeder heeft het pakje van de postbode . |
| verlopen | Het rijbewijs van mijn broer is . |
| omvallen | Door de storm is die boom . |
| winnen | Hij heeft de eerste prijs . |
| lachen | Wat hebben we om die clown . |
| doodbijten | De hond van de buren heeft bijna alle kippen . |
| prijzen | De leraar heeft voor dit resultaat zijn klas . |
| scheppen | God heeft de wereld . |
| vouwen | Bij origami hebben de kinderen vogels . |
| heten | Deze winkel heeft vroeger anders . |
|