Oefenen met werkwoordspelling 3

  
werkwoorden
De persoonsvorm (pv).
In een zin worden de meeste woorden altijd hetzelfde geschreven. Alleen bij werkwoorden is dat niet zo.
Werkwoorden in een zin kunnen van vorm veranderen. Zoek daarom in een zin altijd eerst het werkwoord op.
Verder is het belangrijk om te weten welk werkwoord als persoonsvorm wordt gebruikt.
1. Zoek de persoonsvorm door de zin vragend te maken. Het eerste woord van de vraagzin is de persoonsvorm.
de gewone zinde vragende zinpersoonsvorm
Arja noemt de twaalf provincies op.Noemt Arja de twaalf provincies op?noemt
De aap rust op een tak van de boom.Rust de aap op een tak van de boom?rust
De huizen branden helemaal uit.Branden de huizen helemaal uit?
Het meisje werkt in de bloemenboetiek.Werkt het meisje in de bloemenboetiek?
De kinderen lopen in een rij naar de gymzaal.Lopen de kinderen in een rij naar de gymzaal?
2. Zoek de persoonsvorm door de zin in een andere tijd te zetten. Het woord dat verandert is de persoonsvorm.
de gewone zinde andere tijdpersoonsvorm
De voorzitter noemde de voordelen van de keuze.De voorzitter noemt de voordelen van de keuze.noemde
Wie rust er altijd tussen 12.00 en 14.00 uur?Wie rustte er altijd tussen 12.00 en 14.00 uur?rust
De schuur brandde alleen aan de achterkant.De schuur brandt alleen aan de achterkant.
Waar werkt je vader het liefst?Waar werkte je vader het liefste?
De krantenjongen loopt al drie jaar deze wijk.De krantenjongen liep al drie jaar deze wijk.
3. Zoek de persoonsvorm (pv) door het onderwerp in het enkelvoud of in het meervoud te zetten.
de gewone zinvan enkelvoud naar meervoud of andersompersoonsvorm
Mijn broertje noemt de dieren bij hun naam.Mijn broertjes noemen de dieren bij hun naam.noemt
De leeuwen rustten in de schaduw van de boom.De leeuw rustte in de schaduw van de boom.rustten
De pannenkoek brandt een beetje aan.De pannenkoeken branden een beetje aan.
De kinderen werkten hard aan het opstel.Het kind werkte hard aan het opstel.
De kleuter loopt in de tuin.De kleuters lopen in de tuin.