volgende
=>
Verkeersexamen 2014 - Veilig Verkeer Nederland
Laat alle vragen zien
<=
=>
KRUISPUNTEN
De fietsers willen linksaf.
Doen ze het hier beiden goed?
?
ja
?
nee
KRUISPUNTEN
De fietsers willen rechtdoor bij het kruispunt.
Welke zin is waar?
?
Als de fietsers rechtdoor willen, moeten ze verder rijden op het fietspad aan de linkerkant van de weg.
?
De fietsers moeten aan de rechterkant op de rijbaan rijden als de fietsstrook ophoudt.
?
De fietsers mogen hier zelf kiezen hoe ze verder rijden; ze mogen op het fietspad en op de rijbaan verder rijden.
KRUISPUNTEN
Het verkeerslicht voor fietsers en het verkeerslicht voor auto's zijn beide groen.
Welke zin is waar?
?
De fietsers mogen nu voorgaan, want de auto komt van links.
?
De fietsers moeten de auto voor laten gaan, dat hebben ze gezien aan het verkeersbord onder het verkeerslicht.
?
De fietsers mogen nu voorgaan, want nu geldt : rechtdoor op dezelfde weg gaat voor.
KRUISPUNTEN
Thom wil linksaf bij het kruispunt.
Hoe doet hij dat hier goed?
?
antwoord 1
?
antwoord 2
?
antwoord 3
KRUISPUNTEN
Mike wil bij het kruispunt linksaf. Fleur wil rechtdoor. Drie kinderen praten over de foto.
Wie heeft gelijk?
?
Johan
?
Timo
?
Zoë
IN HET CENTRUM
Nikki krijgt te maken met een auto van rechts.
Moet zij voorrang geven aan de auto?
?
ja
?
nee
IN HET CENTRUM
Het groene licht
begint te knipperen.
Wat is nu het veiligst?
?
Nikki en Zwaan moeten allebei doorlopen.
?
Zwaan moet nu wachten. Nikki mag doorlopen.
?
Zwaan moet wachten. Nikki moet in het midden van de weg stoppen en daar wachten tot het licht weer groen wordt.
IN HET CENTRUM
Vier kinderen gaan een straat in met een verkeersbord met onderborden.
Welke zin is waar?
?
Alle vier de kinderen mogen de straat in.
?
Alleen de voetganger mag de straat in.
?
Niemand mag deze straat in.
IN HET CENTRUM
Zwaan en Fleur krijgen te maken met de zwarte auto.
Welke zin is waar?
?
Zwaan en Fleur moet de auto voor laten gaan, want die komt van rechts.
?
Zwaan mag voorgaan. Fleur moet de auto voor laten gaan.
?
Zwaan en Fleur mogen beiden voorgaan, want de auto komt uit een uitrit.
IN HET CENTRUM
Twee fietsers rijden over een fietsstrook. Drie kinderen praten over de foto.
Wie heeft gelijk?
?
Axel
?
Roos
?
Stefan
GROTE VOERTUIGEN
De fietsers krijgen te maken met een vrachtauto.
Moeten zij die vrachtauto voorrang geven?
?
Ja
?
Nee
GROTE VOERTUIGEN
De fietsers krijgen te maken met een tractor die de bocht om komt.
Wat kunnen de fietsers nu het beste doen?
?
Ze kunnen zo blijven rijden, want ze rijden op hun eigen weghelft.
?
Ze moeten afremmen en achter elkaar gaan.
?
Ze moeten stoppen en voorrang geven aan de tractor.
GROTE VOERTUIGEN
De bus staat stil op de fietsstrook.
Wat is waar?
?
De kinderen moeten nu stoppen en wachten tot de bus weggereden is,
?
De kinderen moeten achter elkaar de bus voorbijrijden als er geen verkeer achterop of tegemoet komt.
?
De kinderen mogen de bus nu voorbijrijden. Tegemoet en achteropkomend verkeer moet hen voor laten gaan.
GROTE VOERTUIGEN
De kinderen willen oversteken op het zebrapad.
Wat is waar?
?
De kinderen kunnen gewoon oversteken op het zebrapad. Ze mogen toch voorgaan.
?
De kinderen mogen oversteken als er geen verkeer van links komt. Ze moeten halverwege goed kijken of er geen verkeer van rechts komt.
?
De kinderen moeten naar rechts lopen over de stoep en dan voor de vrachtauto oversteken.
GROTE VOERTUIGEN
De bus wil rechtsaf. Hij rijdt langzaam. De fietsers willen rechtdoor. Drie kinderen praten over de tekening.
Wie heeft gelijk?
?
Jeroen
?
Ramon
?
Femke
OK
volgende
=>