Vul steeds het deelwoord in.
begeren - De kaartjes voor de kampioenswedstrijd waren zeer .
beschikken - De regering heeft dat toen zo .
bezorgen - Het pakketje werd met een koerier .
geloven - Ik heb dat verhaal gelukkig nooit .
genezen - Mijn been is weer helemaal .

hernemen - De regeling wordt , het wordt weer zoals het eerst was.
motregenen - Het heeft bij ons gisteren heel lang .
overnachten - Ze hebben in een motel .
overwegen - Ja, dat heb ik ook , maar ik heb het toen niet gedaan.
verdenken - De politie heeft haar ook tot afgelopen weekend.

vergroten - De foto werd tot posterformaat
vermommen - De overvallers waren met zonnebrillen en baarden.
verroeren - Ik heb me toen niet .
verzenden - Ja mevrouw, het pakket is al .
weerstaan - De stuwdam heeft de enorm hoge waterstand .