Spelling Taalverhaal - groep 7 week 31 (gebruik TAB om naar het volgende woord te gaan)

  
Kom je er echt niet uit?
Klik dan op de Hint knop.
taalverhaal spelling groep 7 week 31
Vul de hij-vorm in.
werken - Hij werkt hard. (Je kunt ook invullen: Hij werkte hard.)

hechten - De chirurg de wond.
kleden - Zij zich keurig.
liften - Hij naar Brussel.
melden - De chauffeur zich bij de portier.
pesten - Hij nooit iemand.

pletten - Hij me bijna.
ravotten - Hij vaak met zijn grote broer.
roesten - Het hek al aardig.
rusten - Hij 's middags vaak.
spatten - Hij ons helemaal nat!

stranden - Het schip op een zandbank.
tasten - Hij nog in het duister over de oorzaak.
wieden - Hij het onkruid uit de perken.
wijden - De bisschop hem tot priester.
woeden - De zee vreselijk.
verder naar week 32