Welk werkwoord ( tegenwoordige tijd ) hoort hier bij?Ik
werkte toen hard. - Wij
werken nu hard.
Ik
erfde een flink bedrag. - Wij
een flink bedrag.
Ik
filmde de werking van de machine. - Wij
de werking.
Ik
huilde een poosje. - Wij
een poosje.
Ik
klikte met mijn muis op het scherm. - Wij
met onze muis op het scherm.
De handballer
kneusde zijn enkel. - De handballers
hun enkel.
Ik
plensde een emmer water over de auto. - Wij
een paar emmers water over de auto.
Het nieuwsbericht
schokte de wereld. - De nieuwsberichten
de wereld.
De auto
slipte bijna. - De auto's
bijna.
Ik
snotterde bij het bekijken van de film. - Wij
bij het bekijken van de film.
Ik steunde op haar rug. - Wij
op hun ruggen .
Mijn opa
stompte mij op mijn rug. - Mijn opa en oma
ons op de rug.
Jij
suste de ruzie. - Wij
de ruzie.
Tikte jij op mijn schouder? -
jullie nu op hun schouders?
De schilder
verfde de school. - De schilders
de school.
Ze
wiste het bestand. - Wij
de bestanden.