Spelling Taalverhaal - groep 6 week 36 (gebruik TAB om naar het volgende woord te gaan)

  
Kom je er echt niet uit?
Klik dan op de Hint knop.
taalverhaal spelling groep 6 week 36
besluiten - Wij vandaag of we gaan. - Wij besloten gisteren dat we gingen.
besturen - Wij de boot om de beurt. - Wij bestuurden de boot om de beurt.
bewaken - Wij - Wij bewaakten.
fluiten -Wij vals. Wij floten vals.
gebruiken - Wij altijd een vulpen. - Wij gebruikten altijd een vulpen.

genieten -Wij van het zonnetje. - Wij genoten van het zonnetje.
knuffelen - Wij het baby'tje. - Wij knuffelden het baby'tje.
loslaten - Wij nu ! - Wij lieten toen los
merken -Wij dat altijd direct. - Wij merkten dat altijd direct.
omslaan - Wij soms tijdens het zeilen. - Wij sloegen om tijdens het zeilen.

opdrinken Wij de limonade . - Wij dronken de limonade op .
passeren Wij elkaar in de winkel. - Wij passeerden elkaar in de winkel.
thuiskomen - Wij morgen thuis. - Wij kwamen gisteren thuis.
verstoppen - Wij het cadeau. - Wij verstopten het cadeau.
verzamelen - Wij lege flessen. - Wij verzamelden postzegels.
verder naar week 37