=>
Spelling Taalverhaal - groep 6 week 35 (gebruik TAB om naar het volgende woord te gaan)
Kom je er echt niet uit?
Klik dan op de Hint knop.
aantrekken
- Wij
onze nieuwe kleren
. - Wij
trokken
onze nieuwe kleren
aan
.
bukken
- Jullie
te diep!- Jullie
bukten
te diep.
gebeuren
- Er
weinig spannende dingen. - Er
gebeurden
weinig spannende dingen.
kennen
- Wij
elkaar door en door. - Wij
kenden
door en door.
kijken
- Wij
naar de horizon.- Wij
keken
naar de horizon.
lezen
- Wij
per week twee boeken.- Wij
lazen
per week twee boeken.
mogen
- Wij
ook mee. - Wij
mochten
ook mee.
oefenen
- Wij
voor de musical. - Wij
oefenden
voor de musical.
oppassen
- Wij
op de kleintjes. - Wij
pasten op
de kleintjes.
optillen
- Wij
haar makkelijk op. - Wij
tilden
haar makkelijk
op .
roepen
- Wij
heel hard.- Wij
riepen
heel hard.
schrikken
- Wij
daar niet van. - Wij
schrokken
daar niet van.
spreken
- Wij
elkaar nog wel. -
Wij spraken
elkaar nog wel.
verplaatsen
- Wij
de kasten - Wij
verplaatsten
de kasten.
willen
- Wij
wel meedoen - Wij
wilden
wel meedoen.
controleer
Hint
OK
=>