bedanken - Wij haar hartelijk.
bonzen - De Pieten op de deur.
bulderen - Wij van het lachen.
glanzen - De auto's prachtig.
grijnzen - Zij en ze lachen ook vrij gemeen.

kletsen - We soms vrij lang.
leven - Die planten normaal in de tropen.
missen - We nog drie euro voor dat cadeau.
poetsen - Wij iedere week onze auto.
raken - Zij het doel bijna!

rekenen - Wij wel op jullie hulp!
verven - Wij eerst alle muren van de slaapkamer.
vissen - Wij gaan af en toe bij de vijver achter het stadhuis.
wassen - Zij altijd eerst de handdoeken.
werken - Jullie heel goed.