Schrijf het hele werkwoord op. Voorbeeld: Wij
werken nu. - Hij
werkte in de tuin.
Wij
nu. - De boer
bedekte het land met een laagje plastic.
Wij
nu. - De hond
begroef een bot.
Wij
nu. - De inbreker
bekende de inbraak.
Wij
nu. - De groentenman
beloonde de eerlijke vinder van zijn portemonnee.
Wij
nu. - De scooterrijders
beroofden de fietsende vrouw.
Wij
nu. - De commandant
beveelde zijn soldaten op luide toon.
Wij
nu. - De stakers
bezetten de fabriek.
Wij
nu. - De agent
gebaarde snel door te rijden.
Wij
nu. - De hond
gehoorzaamde heel goed.
Wij
nu. - De schilder
verdunde de verf een klein beetje.
Wij
nu. - De leraar
verklaarde het probleem
Wij
nu. - De klikker
verraadde het andere kind.
Wij
nu. - Het straatje
verzakte binnen een jaar.
Wij
nu. - De wegwerker
verzette de pilonnen.
Wij
nu. - De sporter
verzwikte zijn linker enkel