=>
Spelling Taalverhaal - groep 4 week 29 (gebruik TAB om naar het volgende woord te gaan)
Kom je er echt niet uit?
Klik dan op de Hint knop.
Schrijf het goed over.
het armpje
- het
van de pop zit los.
het broertje
- mijn
is bijna vier.
het hapje
- hij nam een
van zijn ijsje.
het ijsje
- het
is erg lekker.
het koekje
- het
ligt naast het kopje.
het kopje
- de poes gaf een
.
het mesje
- waar is het
voor het fruit?
krijgen
- wij
een zusje.
het slokje
- hij nam een heel klein
.
het stoeltje
- de peuter werd in het
gezet.
het taartje
- de rest van het
werd in de koelkast gezet.
het touwtje
- hij bond het
om het pakje.
het treintje
- het
ontspoorde bij de wissel.
het uurtje
- we gaan een
naar de speeltuin.
het zoontje
- het
van de buurvrouw is heel grappig.
controleer
Hint
OK
=>