Spelling Taalverhaal - groep 4 week 22 (gebruik TAB om naar het volgende woord te gaan)

  
Kom je er echt niet uit?
Klik dan op de Hint knop.
d of t

Zet het woord in de goede zin.
Kies uit : de puist - de gast - de kaart - de lift - de klant
Je bent vandaag mijn .
Waar ligt het op de ?
De kocht heel veel.
Ik ga met de naar boven.
Ik heb een op mijn been.

Kies uit : de vuist - de baard - de punt - de band - de sport
Ik zit een na een zin.
Op welke zit jij?
Hij sloeg met de op tafel.
De van de sint is wit.
De van mijn fiets is keihard.

Kies uit : de huid - de wand - de held - het zwaard - de brand
Het huis stond in de .
Hij is een , hij redde een kind.
De baby heeft een zachte .
Ik sla een spijker in de .
Een ridder droeg een .

verder naar week 23