De plek in het vliegtuig waar de piloten zitten. | |
De tweede piloot in een vliegtuig. | |
De belangrijkste piloot in een vliegtuig. | |
Een gebaar waarbij je je armen om elkaar heen slaat. | |
Iets doen waarvan je rustig wordt. | |
Opgewonden van blijdschap. | |
Iemand die als klant meevliegt in het vliegtuig. | |
Zij helpt de passagiers en legt uit wat iedereen moet weten. | |
Als afscheid zwaaien naar mensen die vertrekken. | |
Toren waar de mensen zitten die het vliegverkeer regelen. | |