Het geluid dat schapen maken. bèèè | |
Nieuw; koel. | |
Met een krul erin. | | Met vlekken. | |
Slaan. | |
De wol van het lijf van een schaap halen. | |
Uit elkaar doen. Bijvoorbeeld je armen . | |
Dof en met weinig kleur. | |
Zacht, net als wol. | |
Een harde punt op de kop van sommige dieren. Bijvoorbeeld bij een bok of een koe | de |