de knop | Onze pioenroos heeft meer dan twintig . |
de knoop | De van mijn jas beginnen los te raken, ik ben er al één kwijt. |
de rok | De verkoopster haalde twee leuke uit het rek. |
ik rook | Wij een vreemde geur in de woonkamer. |
de zak | De aardappels werden in van 5 kilo verkocht. |
de kapperszaak | Op de Hoogstraat zitten een paar naast elkaar. |
de lat | De werden tegen de muur gespijkerd. |
ik laat | Wij de fietsen in de garage staan. |
de pot | De met violen staan naast de voordeur. |
de poot | De van deze stoel zijn een beetje krom. |
de school | De zijn volgende week gesloten i.v.m. de voorjaarsvakantie. |
de schol | De horen bij de platvissen. |
het raam | Hoeveel heeft jouw kamer? |
de boot | De lagen te wachten voor de sluis. |
de ram | De liepen in de wei achter de boerderij te grazen. |