volgende
=>
taal actief 3 groep 5 - nummer 26 - ( pakket 7 les 2 )
Schrijf elk woord in de goede rij.
bekertje - blaadje - eindje - kamertje - glaasje - lepeltje - spiegeltje - tafeltje - paadje - tijdje
woorden met je
woorden met tje
Maak het woord af met ~je of ~tje.
de plaats
het plaatsje
de eend
het
de vogel
het
het eind
het
het licht
het
de kast
het
de tijd
een
de een
het
het feest
het
de dochter
het
Schrijf het hele woord op in de goede zin.
vogel + tje - kast + je - lepel + tje - licht + je - nicht + je - verhaal + tje - lied + je
Een koolmeesje is een
vogeltje
.
De dochter van mijn tante is mijn
.
Mijn tante leest een
voor.
Het is hier donker, maar inn de verte brandt een
.
Tegen de muur staat een
.
Zing jij wel eens een
?
Ik eet ijs met een
.
.
controleer
Hint
OK
volgende
=>