Wat er ook gebeur, ik ga op reis. |
Ik wach gisteren heel lang op de bus. |
Ik moest gisteren eindeloos wach op de bus. |
De eerste klant mel zich nu bij de balie. |
Mijn fiets roese erg, omdat hij de hele dag buiten stond. |
Mijn vriendin ontmoe gisteren die bekende acteur. |
Een grote vrachtwagen verspere ons de weg. |
Met dit middel vergiftig hij het onkruid. |
Heb je je goed op het examen voorberei? |
Het kampvuur bran goed! |