| Waarom win hij zich zo op? | | Je snij je in de vingers. |
| De kinderen hadden veel geleer. |
| Dit behoor tot haar takenpakket. |
| Wij zijn beken met de huisregels. |
| In deze winkel wor je aardig geholpen. |
| De juf overhoor de klas. |
| De acteur werd op straat overal herken. |
| Heb je je wel eens afgevraag hoe een computer werkt? |
| Ze hebben hun bezoek uitgestel. |