Taal groep 8 opdracht 25

  
taal groep 8

Verander de zinnen zoals in het voorbeeld.
Kim plakt haar band.Kim zou haar band geplakt hebben.
Luuk oefent piano.Luuk zou piano geoefend hebben.
De sering bloeit in mei..
David bindt het touw vast..
De slager slacht het varken..
De bakker kneedt het deeg..
Mijn moeder komt thuis..
De jongen groet de leraar..
De kok bereidt het diner..
De schilders verven het huis..

Vul in: mij of mijn, jou of jouw.
Ik ga met mee.
Dit is vast schrift, want het is niet van mij.
Dit hoef je niet te vertellen, dat weet ik al.
Ik ga met opa en oma mee op vakantie.
Zal ik iets grappigs vertellen?
Wil je helpen met huiswerk?
Waarom geef je dat geld niet aan ?
jas past niet meer in de koffer.

Schrijf de verkleinwoorden erachter.
stormappel
palingspel
somla
penschip
kleedauto
tonkoning
plankspeld
vriendladder

Liggen en leggen; vul op de juiste manier in!
Het dambord op de kast.
je jouw boeken even weg?
Ik heb ze al in de kast .
We hebben op het strand .
de kinderen al in bed?
jouw muts maar op de kapstok.

Welk passend woord kies je uit de rode woorden?
secretaresse - vonnis - detective - excursie - abonnee - redacteur
Wij gingen met onze groep op .
Het van de rechter viel mee.
Hij is als aan een dagblad verbonden.
De van de directeur stelde de brief op.
De oplichter werd door een opgespoord.
Wij zijn van de Donald Duck.
( Zoek de woorden op in een woordenboek. )