Moeder braadt een kip. | Moeder zou een kip braden. | Oma breit een trui. | Oma een trui . |
Papa verzint een verhaal. | Papa een verhaal . |
Opa haalt ons van school. | Opa ons van school . |
Mijn zus doet examen. | Mijn zus examen . |
De kapitein hijst de vlag. | . |
Hij koopt een nieuwe fiets. | . |
Wat betekent dit toch? | ? |
De film loopt goed af. | . |
De leeuw stort zich op zijn prooi. | . |