Taal groep 8 opdracht 23

  
taal groep 8

Verander de zinnen zoals in het voorbeeld.
Ik ga naar Amsterdam.Ik zou naar Amsterdam gaan.
We spreken met elkaar af.We zouden met elkaar afspreken.
Het schip komt op tijd aan.Het schip op tijd .
Moeder zet de oven aan.Moeder de oven .
De bus vertrekt van het station..
Op school draait een film..
Het meisje fietst naar school..
Dit loopt verkeerd af..
Hij vertelt een verhaal..
Zij doet mee aan de wedstrijd..

Vul een voorzetsel in. ( Tip : De vogel vliegt ... de kooi. )
De chef is verantwoordelijk de goede gang van zaken.
De trein kwam een half uur vertraging binnen.
het weerbericht wordt het morgen mooi weer.
mijn verbazing had ik een derde prijs gewonnen.
De trein Amsterdam komt zeven uur aan.
Zij wijdt zich hart en ziel aan zijn werk.
schade en schande werd hij wijs.

Aan welk beroep denk je bij de volgende woorden? Kies uit de rode woorden.
schilder - metselaar - stuurman - bakker - apotheker - chefkok -
monteur - fotograaf - stewardess - glazenwasser
auto medicijn
camera pan
vliegtuig schip
raam kwast
steen brood

Welk werkwoord kies je uit? Gebruik het in de v.t.
verwachten - stranden - bemesten - graven - leven - herinneren
In een storm het schip op een zandbak.
Plotseling ik me zijn verhaal weer.
De boer zijn land regelmatig.
De kinderen een grote kuil op het strand.
Ik het laatste nieuws in de krant.
je, dat ik zou komen?

Zoek het bezittelijk en het aanwijzend voornaamwoord op.
bezittelijk vnw.aanwijzend vnw.
Mijn jas hangt aan deze kapstok.
Vindt je vader dit boek spannend?
Onze groep gaat met die trein mee.
Jullie bagage staat op dit station.