Taal groep 8 opdracht 19

  
taal groep 8

Schrijf de volgende zinnen op, zoals in het voorbeeld.
De jongen rijdt hard.De jongen zal hard rijden.
Het deeg rijst niet.Het deeg zal niet rijzen.
Hij komt op de fiets.Hij op de fiets .
Het vliegtuig landt hier..
De gast logeert in het hotel..
De jongen ruilt knikkers..
De schilder reist naar Zwitserland..
De intercity komt aan..
Ik schrijf hem een briefje..
Hij verzendt het pakje per post..

Vul hier een passend voorzetsel of voegwoord in.
Wil je even opletten, ik weg ben?
deze omstandigheden gaat het feest niet door.
Je kunt hem altijd zijn woord vertrouwen.
Max krijgt een cadeau hij een mooi rapport heeft.
De misdadiger werd veroordeeld drie maanden hechtenis.
medelijden gaf hij de bedelaar een euro.
Ik doe mijn uiterste best, ik een goed rapport wil hebben.

Vul de tegenstelling in.
Een betrokken lucht.Een heldere lucht
Pech hebben hebben
Een blozend gezichtEen gezicht
Een zachte matras Een matras
Een dappere soldaatEen soldaat
Een ouderwetse kast Een kast
Een rijke beloning Een beloning
Een strenge leraar Een leraar
Een echte diamantEen diamant