Taal groep 8 opdracht 16

taal groep 8

Schrijf de zin in de verleden tijd. (v.t.)
rustenWij rustten in het bos.
wennenHij al aan zijn omgeving.
missenIk mijn portemonnee.
lijdenNiels nogal aan hoofdpijn.
oppersenDe stomerij het pak op.
omstotenMijn broertje een vaas om.
barstenWaardoor het glas?
verrassenHet onweer ons.
aanrichtenDe aardbeving veel schade aan.

Vul een passend voegwoord in.
ik ervan van overtuigd ben, dat hij zijn best doet, geloof ik niet dat hij slaagt.
Het is nog de vraag hij zal komen.
Hij keek, hij een geest gezien had.
Het regende, we thuis moesten blijven.
Mijn vader voetbalt nog, hij niet jong meer is.
Het land liep onder water, de dijken bezweken.
Ik doe mijn uiterste best, ik wil een goed cijfer halen.

Schrijf de volgende woorden in het meervoud.
paragraafgenie
industrietheorie
koekenpanjaloezie
examendictee
biscuitpyjama
kommalelie

Plaats de dubbele punt, de hoofdletter en de aanhalingstekens.
De coach vroeg hoe heet je?
De coach vroeg: "Hoe heet je?"
Bianca zei het is al vier uur.
De man riep ga toch weg.
Robert antwoordde die bal is niet van mij.
De winkelier vroeg heb je nog meer nodig?
De meester zei de les is afgelopen.

Schrijf de persoonlijke voornaamwoorden achter de zin.
Ik ga voor hem opzij.ik
Hji gaf me een nieuw boek.
We gingen eerst een eind wandelen.
Zij dachten dat we niet zouden komen.
Je geeft zeker heel veel om haar.