Ontleden - groep 8 oefening 29

  
..Taal actief 4
Ontleed de volgende zinnen: Let op het naamwoordelijk gezegde!
NAAMWOORDELIJK GEZEGDE.
Een naamwoordelijk gezegde bestaat uit :
1. een koppelwerkwoord en een zelfstandig naamwoord of
2. een koppelwerkwoord en een bijvoeglijk naamwoord.
De koppelwerkwoorden: zijn, worden, blijven, blijken, schijnen, lijken, heten, dunken en voorkomen
VOORBEELDEN:..
Kees wordt piloot.
wordt piloot = naamwoordelijk gezegde
wordt = werkwoordelijk deel (koppelwerkwoord: worden)
piloot = naamwoordelijk deel
Kees = onderwerp
Mijn buurman is ziek.
is ziek = naamwoordelijk gezegde
is = werkwoordelijk deel (koppelwerkwoord: zijn)
ziek = naamwoordelijk deel
mijn buurman = onderwerp
De expeditie bleek zeer gevaarlijk.
bleek gevaarlijk = naamwoordelijk gezegde
bleek = werkwoordelijk deel (koppelwerkwoord: blijken)
gevaarlijk = naamwoordelijk deel
de expeditie = onderwerp
..
1. Veel lijmpotjes in dat doosje zijn leeg.
= naamwoordelijk gezegde (nw.gez.)
= werkwoordelijk deel
= naamwoordelijk deel
= onderwerp
= bijwoordelijke bepaling (bijw.bep.)
2. Verscheidene meisjes werden verpleegster.
= naamwoordelijk gezegde
= werkwoordelijk deel
= naamwoordelijk deel
= onderwerp
3. De middelste bloem is prachtig.
= naamwoordelijk gezegde
= werkwoordelijk deel
= naamwoordelijk deel
= onderwerp
4. Twee laden van het bureau waren leeg.
= naamwoordelijk gezegde
= werkwoordelijk deel
= onderwerp
( van het bureau = bijvoeglijke bepaling bij twee laden. )
5. Zijn enkele kinderen ziek?
= naamwoordelijk gezegde
= werkwoordelijk deel
= naamwoordelijk deel
= onderwerp
6. De dokter onderzocht de zieke patiënt.
= persoonvorm (pv.)
= werkwoordelijk gezegde (ww.gez.)
= onderwerp (ond.)
= lijdend voorwerp (lv.)
7. De eerste opgave is erg moeilijk.
= naamwoordelijk gezegde
= werkwoordelijk deel
= naamwoordelijk deel
8. De situatie op dat kruispunt blijft gevaarlijk.
= naamwoordelijk gezegde
= werkwoordelijk deel
= naamwoordelijk deel
= onderwerp (ond.)
= bijwoordelijke bepaling (bijw.bep.) - (Waar?)
9. Door de regen blijkt de snelweg spiegelglad.
= naamwoordelijk gezegde
= werkwoordelijk deel
= naamwoordelijk deel
= onderwerp (ond.)
= bijwoordelijke bepaling (bijw.bep.) - (Wanneer?)
10. Zijn nieuwe ideeën lijken mij verkeerd.
= naamwoordelijk gezegde
= werkwoordelijk deel
= naamwoordelijk deel
= onderwerp
= meewerkend voorwerp