Taal Actief versie 4 - Groep 8 - thema 8 extra L 8

  
Vul het schema in.
werkwoord -  verleden tijd enkelv. -  voltooid deelwoord -  bijvoeglijk gebruikt voltooid deelw.
1. reddenik reddeik hebde geredde zeehond
jij glijdtjij gleed
2. bindenik bindik bond
hij bindthij bond
3. verbieden ik verbiedik verbood
hij verbiedthij verbood
4. schelden ik scheldik schold
hij scheldthij schold


Vul de goede vorm van het werkwoord in..
1. verslinden (vt)Jonne verslond alles over motorrijder Hylke.
2. uitzenden (vt)Als de televisie iets uitzond, zat Jonne ervoor.
3. plaatsvinden (tt)Nu vindt er een rally plaats bij haar in de buurt.
4. uitvinden (vt)Jonne vond uit wie er meerijden.
5. verzenden (vt)Ze verzond een aantal mailtjes.
6. meerijden (tt)En ja, Hylke rijdt mee.
7. aanbieden (vt)Hij bood haar zelf een oefenritje aan.
8. betreden (tt)Knalrood betreedt ze het terrein.
9. worden (tt)Ze wordt uitgenodigd achterop te stappen.
10. rijden (tt)Wat rijdt Hylke hard!
11. afsnijden (tt)En wat snijdt hij de bochten af!
12. verzenden (vt)Na afloop verzond Jonne een bedankje.