Taal groep 7 opdracht 16

  
taal groep 7

Zoek het lijdend voorwerp op.
De jongen scheurt zijn broek. zijn broek
De tuinman harkt het pad.
Bjorn krijgt een fiets.
Moeder kookt het eten.
De dief steelt de schat.
Hij koopt een krant.
Niek gooit een sneeuwbal.
De bakker gaat een taart bakken.
De leerling maakt zijn huiswerk.
Ik hang mijn jas op.

Zoek het zelfstandig naamwoord en bijvoeglijk naamwoord.
zelfst. nwbijv. nw.
In de kast ligt een oude hoed. -
De nieuwe jas hangt aan de kapstok. -
De werklieden breken de houten hut af. -
Loes draagt een gouden kettinkje. -
Het oude schip sloeg op de rotsen. -
Mijn oudste broer heeft een bromfiets. -
Op het dak zat een jonge vogel. -
Heb je mijn nieuwe voetbal gezien? -

Van welke werkwoorden zijn deze vormen?
sprongspringenkauwtkauwen
verbindtliet
lachtebespaart
kentgroef
kongaf
wentschonk
wendtvermijd
verzintkneedde
kendespeIde

Vul een passend woord in.
bakken - spelden - gevallen - staat - leiden - schillen
Die jongen wil mij een poets .
Ik laat me door jou niet om de tuin .
Dat meisje is niet op haar mondje .
Hij met zijn mond vol tanden.
Ik heb nog een appeltje met hem te .
Hij probeert me wat op de mouw te .

Vul een passend woord in.
perfect - paniek - proviand - prieel - profiteren
De oefening is uitzonderlijk goed uitgevoerd.
We namen ons eigen eten mee.
Ik wil van deze aanbieding gebruik maken.
Er stond een mooi tuinhuisje in de tuin.
Er brak algemene verwarring uit bij de brand.