waaks | De hond ligt altijd voor de deur. | dof | De band sprong met een knal. |
lang | Hij stuurde me een brief. |
hees | Deze man heeft een stem. |
lui | Dit is een leerling. |
zuur | Deze vrucht had een smaak. |
woelig | Het schip dobberde op de zee. |
vruchtbaar | In deze provincie ligt grond. |
hard | De jongen gaf een schreeuw. |
lek | Aan dit huis zit een goot. |
prachtig | De dame had een jurk aan. |