De voorbereidingen duurden lang. | |
Mijn opa poetst zijn schoenen keurig. | |
De stuurman staat in de stuurhut. | |
Ik las vanmorgen eerst de krant. | |
Men laadt de dozen in de vrachtauto. | |
Je bemoeit je met mijn zaken. | |
Op mijn verjaardag ontving ik een pakketje. | |
De jongen gooide een steen in het water. | |
Over de brug rijdt een auto. | |
Midden op het grasveld ligt een witte bal. | |