Ik groette de juf van groep vier. | groet | Mijn opa luisterde naar de radio. | |
Zij antwoordde mij meteen. | |
Het was elk jaar weer een groot feest. | |
Waarom hield je het niet lang uit? | |
De chauffeur reed zeer goed. | |
De politie onderzocht de auto. | |
Ik herinnerde me niets meer. | |
Kende je de verkeersregels? | |
Hij maakte zijn examen goed. | |
Waarom blafte die hond toch zo? | |