Taal groep 6 opdracht 28

taal groep 6

Vul in: mijn, jouw, zijn of haar.
De jas is van mij.Het is mijn jas.
Dit boek is van Luuk.Het is boek.
Zeg, is deze knikker van jou?Het is knikker.
Sophie heeft een nieuwe jurk.Het is jurk.
Ik heb een nieuwe fiets.Het is fiets.
Het is de fiets van mijn zusje.Het is fiets.
Hij is een oom van mij.Het is oom.
Ik heb veel speelgoed.Het is speelgoed.
Bart heeft een mooie ballon.Het is ballon.

In de tegenwoordige tijd. Goed nadenken!
kennen je deze les al goed?
kunnenIk goed rolschaatsen.
verwijderenMen het verkeersbord.
verliezenDe spelers hun wedstrijd zelden.
wordenDit een mooi schilderij.
zijnDit lokaal zeven meter lang.
bekledenMijn vader de stoelen zelf.
gelovenJe toch niet in spoken?

Schrijf eerst de persoonsvorm en daarna het onderwerp op !
persoonsvormonderwerp
Er trekken veel vogels naar ons land.
De juf bekijkt het schrift nauwkeurig.
De stad ligt ten noorden van Parijs.
De apen klimmen in de boom.
De schildwacht stond voor het paleis.

Zet de persoonsvorm in de verleden tijd.
De serveerster bedient de gasten.bediende
De reizigers bewonderen het oude gebouw.
Alice verbetert de fouten.
De jongens ontdekten een geheime grot.
Mijn vriendin verhuist naar een ander land.

Kies het juiste woord en vul het in.
sorteren - repeteren - abonneren - serveren
Je kunt je op de Donald Duck .
Mijn ouders gaan in een hotel .
Ik ga mijn potloden op kleur .
De kinderen zijn het toneelstuk aan het .