braden | Oma een heerlijke kip. |
kleden | Midas zich vlug aan om naar de wedstrijd te gaan. |
raden | Je er maar een beetje naar. |
kneden | Ik het deeg voor de koekjes |
heten | Hoe het toneelstuk ook weer? |
laden | De chauffeur de vrachtauto. |
gebeuren | Er vandaag niets bijzonders. |
zuigen | We op een lekkere toverbal. |
woeden | Gisteren er een hevige storm. |
krabben | De kat aan de bank. |