Taal groep 6 opdracht 17

taal groep 6

Eerst goed nadenken en dan pas invullen. Tegenwoordige tijd - nu.
reddenDe agent de kleuter uit het water.
vindenDe piraat een schat.
radenHij het goede woord.
bradenMama een malse biefstuk.
verzendenIk een pakje.
badenHannah in het beekje.
lijdenDe zieke veel pijn.
wordenIk morgen tien jaar.
verbinden je die wond wel goed?
antwoordenHij voor zijn beurt.

Zoek de persoonsvorm. Kijk naar het voorbeeld.
Er valt een appel op de grond.valt
In een vraagzin komt de persoonsvorm vooraan.
Valt er een appel op de grond?
Mijn vader werkt acht uur per dag.
Na het werk rust hij even uit.
De jarige zorgt voor een traktatie.
Ze zwemt naar de overkant van het meer.
In september begint de herfst.
Mijn vriend verzamelt schelpen.
De slager snijdt het vlees.
Ik wind het touwtje op.

Zoek het juiste woord en vul het in.
schuur - koelkast - tank - garage - ruim - magazijn
Zit er nog benzine in de ?
De boer bewaart het hooi in een .
Vleeswaren blijven langer vers in een .
Het schip had een grote lading koffie in het .
Er stond een oude auto in de .
De winkelier haalt een nieuwe voorraad uit het .

Maak van twee woorden één woord.
wandelen - stokde wandelstok pot - theede
lamp - autode spin - webhet
appel - aardede boom - dende
zuigen - stofwij veter - schoende
lamp - lezende ijzer - strijkenhet
schoen - doosde hok - hondhet

Zet deze zinnen in het enkelvoud.
De huizen worden keurig geschilderd. Het huis wordt keurig geschilderd.
De radiatoren verspreiden warmte. .
De bosbranden breiden zich snel uit. .
De gebouwen worden verwoest. .