Ik luister vanavond naar de radio. | |
Drie rovers sluipen door het bos. | |
In februari bloeien er al sneeuwklokjes. | |
Luna bakt lekkere koekjes. | |
Er staat een auto voor het stoplicht. | |
Je speelt mooi op de piano. | |
We kijken vanavond naar de televisie. | |
Wanneer begin je aan je huiswerk? | |
Mijn opa zit altijd dicht bij het raam. | |