Peter schopt tegen de bal. | Peter | Vader timmert de schuur. | Vader |
De postbode bezorgt een pakje. | |
Die jongen zwemt als een rat. | |
De visser vangt een grote paling. | |
Eva speelt een spelletje. | |
De baby slaapt in de wieg. | |
Mama dekt de tafel voor het ontbijt. | |
De agent geeft de chauffeur een bekeuring. | |
De leeuw bespringt zijn prooi. | |