volgende
=>
Taal groep 6 opdracht 4
bibliotheek
thermometer
temperatuur
chauffeur
zeldzame
verzameling
thermosfles
parasol
De
is hier erg laag.
Is er bij jullie een
op school?
De
bestuurde zijn auto goed.
Mijn broer heeft een
vogel gezien.
Koorts kun je meten met een
.
Mijn oom heeft een
oude munten.
Een
beschermt je tegen de zon.
In een
kan koffie of thee lang warm gehouden worden.
Vul de juiste werkwoordsvorm in (tegenwoordige tijd / tijd van nu):
verliezen
ik verlies
hij verlies
t
wij verliezen
blazen
ik
hij
wij
genezen
ik
hij
wij
vrezen
ik
(= ik ben bang voor)
hij
wij
wijzen
ik
hij
wij
beloven
ik
hij
wij
Maak de zin vragend.
We eten vanmiddag pannenkoeken.
Eten we vanmiddag pannenkoeken?
Sander gaat met zijn vrienden spelen.
?
In juli hebben we vakantie.
?
De jongens lachen om de grap.
?
Vanavond kijken we televisie.
?
Kun je dit invullen?
Een schaal voor het fruit is een
fruitschaal
.
Een station voor de bussen is een
.
Een veld voor sport is een
.
Een storm in de herfst noem je een
.
Een halte voor de tram is een
.
Een tas voor school is een
.
Een doek om je handen af te drogen is een
.
aandoen
gaan
luisteren
doen
gaan
lezen
opzetten
pellen
reizen
opmaken
oplaten
posten
Naar de radio
.
Een vlieger
.
Je bed moet je
.
Een krant
.
Een brief
.
Boodschappen
.
Op reis
.
Je jas
.
Op vakantie
.
Een ei
.
Een tent
.
Met de trein
.
controleer
Hint
OK
volgende
=>