volgende
=>
Taal groep 6 opdracht 3
Kies uit:
zenuwachtig
onschuldig
ritssluiting
februari
gewoonlijk
smakelijk
voorzichtig
gierig
Hij heeft het niet gedaan, hij is
.
De
van mijn jas is stuk.
Mijn vader komt
om zes uur thuis.
Het eten ziet er
uit.
Wees toch
bij het oversteken.
De kortste maand van het jaar is
. (de sprokkelmaand)
Ik vind Bart
, hij deelt nooit iets uit.
Jeroen was nogal
voor het examen.
Schrijf de
verkleinwoorden
op. Voorbeeld : paling -
palinkje
.
woning -
koning -
haring -
verrassing -
penning -
ketting -
pudding -
schutting -
beloning -
lading -
helling -
sluiting -
Kijk naar het voorbeeld :
leven
ik leef
hij leeft
het paard
leeft.
geven
ik geef
zij
het meisje geeft.
beven
ik beef
hij beeft
de oude man
.
ik durf
hij
de jongen durft.
kiezen
ik
zij
mama kiest.
reizen
ik
hij reist
papa
.
bevriezen
ik bevries
hij bevriest
het water
.
lezen
ik
hij
opa
Zet deze woorden in het
meervoud
:
de kruisspin - de kruisspinnen
de kaars - de
de vaatdoek - de
het gebit - de
het gasstel - de
het ooglid - de
het servet - de
de snijboon - de
de kroket - de
de luchtbel - de
het wandrek - de
de giraf - de
het tuinpad - de
de karaf - de
de gymzaal - de
het zeeschip - de
de laars - de
de landweg - de
Welk geluid maakt dit dier? Voorbeeld : Een ezel balkt.
hinniken
balken
kraaien
blaffen
kakelen
loeien
knorren
sissen
kwaken
brullen
piepen
zoemen
Een kip
.
Een ezel
.
Een haan
.
Een hond
.
Een koe
.
Een leeuw
.
Een paard
.
Een kikvors
.
Een muis
.
Een slang
.
Een varken
.
Een bij
.
controleer
Hint
OK
volgende
=>