Taal groep 5 - nummer 31

  
Taal groep 5 Taal groep 5

 Vul in. [ werkwoorden ]
klappenik klaphij klaptwij klappen
juichenik hij wij
hebbenik hij wij
schrappenik hij wij
zwaaienik hij wij
zeggenik hij wij
winkelenik hij wij
zingenik hij wij

 Ga verder. Kijk goed naar het voorbeeld!
haring harinkje boom boompje kring kringetje
woning kraam ding
ketting pluim wang
paling raam ring
koning duim stang
schuttingpruimsprong

 Schrijf het woord erachter, dat er niet bij hoort.
fiets:bel - rem - benzine - trappers - lamp.
watersport:zeilen - dansen - roeien - duiken - waterskiën.
verkeer:tram - piloot - autoweg - koeien - tractor.
zomer:strand - ijsje - vakantie - skiën - zwemmen.
brand:machinist - rook - vuur - water - brandweer.
reizen:auto - trein - kruiwagen - vliegtuig - bus.