volgende
nog een keer
Taal 4 - nummer 28
2. Schrijf over, maar laat het woord weg dat er niet bij hoort.
rijbaan - zebrapad - schoorsteen - auto - bromfiets
-
-
-
zomer - strand - winterjas - zwemmen - baden
reizen - scooter - leeslamp - zeiljacht - trein
4. Ga zo verder.
houden
ik houd
antwoorden
ik
zinken
ik
lachen
ik
drinken
ik
dammen
ik
liggen
ik
fietsen
ik
leiden
ik
trekken
ik
zwaaien
ik
denken
ik
6. Kies een woord uit. Denk eerst goed na.
reizigers - loket - perron - rails - wachtkamer
Je koopt een kaartje aan het
.
De trein rijdt op
.
De reizigers staan op het
.
Ook zitten er in de
.
Op het station zijn vaak veel
.
controleer
Hint
OK
volgende
nog een keer