Taal 4 - nummer 27

  
Taal Taal


 3. Ga zo verder.
pakkenik pak branden ik
hollen ik spellen ik
melden ik zwemmen ik
ballen ik bellen ik
rollen ik vind ik

 4. Verdeel deze woorden in let-ter-gre-pen.
bankstel handdoek
strijkbout kelder
vensterbank broodkruimels
vensterglas theekopje
boterham autobus
slaghout draaiorgel


 5. Maak er verkleinwoorden van.
tafel tafeltje bel belletje boom boompje
ketel knol vorm
gieter lam bloem
stoel bal riem
kamer pop raam


 6. Ga zo verder. Denk eerst goed na.
varen de boten varen varen ik ga
zwemmen het meisje zwemmen de jongens
zemenmoeder kopen ik
rennen de meisjes zoeken wij
vinden ik rijden ik

Taal