volgende
nog een keer
Taal 4 - nummer 26a
2. Maak deze woorden klein.
de emmer
het emmer
tje
naam
naam
pje
de steel
het
kraam
de paal
het
zeem
de boer
het
raam
het been
het
boom
de teen
het
zoom
3. Kies het goede woordje uit.
schroef - zeepsop - luilak - gips - tanden - fruitschaal - rupsen - zwemles
De druiven liggen op de
.
Als je lang slaapt, ben je een
.
Aan een schip zit een
.
Poets je altijd je
?
Op de koolplant zitten wel eens
.
In het zwembad krijg je
.
Mama wast het short in
.
Het gebroken been moet in het
.
controleer
Hint
OK
volgende
nog een keer