Taal 4 - nummer 25a

  
Taal Taal


 1. Schrijf over.
Hans en Linda zijn in de stad. .
Ze gaan naar de dierentuin. .
Wat zien ze er veel dieren. .
De leeuw zit in zijn kooi. .
Het hert heeft een gewei. .
De ijsbeer kan dansen. .
De tijger gromt heel hard. .
De giraf is heel lang. .
De aap klimt in een boom. .
Er zijn ook nijlpaarden en slangen. .


 2. Verdeel in lettergrepen.
droogrek Taal
paasei
melkfles
schrijfschrift
huisdier
zwaluw


 3. Ga zo verder.
De schone theedoek. De theedoek is schoon.
Het witte laken. Het laken .
De gladde weg. De .
De lege doos. De .
De dure ketting. De .
Het lage huis. Het .
De harde steen. De .
De rode jurk. De .

Taal