Taal 4 - nummer 17a

  
Taal Taal

 1. Schrijf over - maak geen fout. Vergeet de punten niet!
Wat rijdt er op het land van boer Biet?
Er rijdt een grote machine.
Er zitten korrels in.
Dat is zaad.
Nu weet je, wat boer Biet doet.
Hij is aan het zaaien.
Dat doet hij met een zaaimachine.
De tractor trekt heel hard.
Taal

 2. Zet deze woorden in de goede rij.
kras - worm - wolk - dolk - arm - kraai - krent - volk - kraag - kolk - darm - zwerm
melkkraanwarm

 3. Vul dit eens in.
De markt, waar je een koe koopt, heet veemarkt.
De markt, waar je een varken koopt, heet markt.
De markt, waar je een paard koopt, heet markt.
De markt, waar je bloemen koopt, heet markt.
De markt, waar je een kaas koopt, heet markt.

Taal op maat 2