Taal 4 - nummer 10a

  
Taal Taal

 1. Schrijf zonder fout over.
het is winter .
er ligt ijs in de sloot .
er ligt ijs in de gracht .
op de daken ligt sneeuw .
het is haast kerstmis .
papa gaat naar de markt .
daar koopt hij een kerstboom .
wij gaan ook mee .
wij gaan met de auto .

 2. kies een woord uit . vul dan in.
koek - broek - bloem - stoep - hoek - roer - bezoek
jan heeft een gat in zijn .
ans woont op de .
we gaan bij oma op .
in de vaas staat een .
er ligt sneeuw op de .
lust je graag ?
aan een schip zit een

 3. ga zo verder:
koek - koeken
boek - boer -
vloer - bloem -
doek - roer -
stoel - hoed -

Taal