Taal 4 - nummer 5a

  
Taal Taal

 1. Schrijf over - maak niet één fout - kijk goed !
het is zeven uur..
de wekker loopt af. .
jan stapt uit bed..
hij wast zich goed..
hij kamt zijn haar. .
jan poetst zijn tanden .
hij snuit zijn neus. .
zo hoort het, jan ! !


 2. Schrijf over.
de boomde de pookde de kokde
de roomde de doosde de rokde
de zoomde de rookde de sokde
de zonde de bonde het sophet


 3. Vul in.
loop - stoot - kookt - rookt - horen - boor - bromt
de oude man uit zijn pijp.
wij kunnen je stem niet .
ik vlug naar school.
bas de vaas om.
mama de groenten.
de beer .
ik een gat in de plank.


 4. Vul in met ik.
wij doenik wij knopenik
wij leggenik wij zeilenik
wij kokenik wij dammenik
wij stokenik wij smijtenik


Taal