Spelling in de lift - deel 5 plus werkboek blz. 25

  
 ..  ..  ..

 .. Maak er een vraag van.
Hij roept 'au'. Roept hij 'au' ?
Zij is stout.?
De poes slaat met zijn klauw.?
Hij bouwt een boot. ?
Hij heeft het altijd koud. ?
Jouw oma is al heel oud. ?
Zij doet altijd erg flauw. ?

 .. Zoek er een ou- of au-woord bij dat rijmt.
 ..
 ..  ..  ..  ..
 ..  ..
 .. pauw ..  ..
 ..  ..  ..  ..

 .. In deze zinnen zit een fout. Zoek zelf en goed au- of ou-woord en schrijf dat achter de zin.
Ik doe wat touw op de groente. zout
Die munt is van hout.
Mijn opa is al erg vrouw.
Doe niet zo blauw!
Een huis is soms gebouwd van zout.
Er zit een scheur in de kous van je jas.

 .. Vul een au- of een ou-woord in, kies uit:
au - klauw - kou - wou - vrouw - mouw - blauw - gauw
De riep toen ze viel.
De poes sloeg haar in mijn .
Het was heel koud en hij zag van de .
Hij heel graag naar huis.