volgende
=>
Spelling in de lift - deel 5 plus werkboek blz. 22
Vul de ou-woorden in.
ik
?? waar
hij laat
van
blijft
me in de
hij
?
staan
weet je
toch maar
je hem
wat ik
naar
.
niet?
?
Vul een ou-woord in.
Niet van steen, maar van
.
Niet jong, maar
.
Niet warm, maar
.
Geen man, maar een
.
Niet zoet, maar
.
Niet lief, maar
.
Niet goed, maar
.
Niet van mij, maar van
.
Niet van zilver , maar van
.
Vul in:
Hij trouwt
met blokken van hout.
Ik bouw
van mijn vrouw.
Jij vouwt
met een leuke vrouw.
Ik hou
de krant dicht.
controleer
Hint
OK
volgende
=>