Spelling in de lift - deel 5 plus werkboek blz. 22

  
 ..  ..  ..

 .. Vul de ou-woorden in.
 ..
 .. ik  .. ?? waar  .. hij laat
 .. van  .. blijft  .. me in de
 ..  .. hij ? .. staan
 ..  ..  ..
 ..  .. weet je  .. toch maar
 .. je hem .. wat ik  .. naar .
 .. niet?  .. ?  ..


 .. Vul een ou-woord in.
Niet van steen, maar van . ..
Niet jong, maar .
Niet warm, maar .
Geen man, maar een .
Niet zoet, maar .
Niet lief, maar .
Niet goed, maar .
Niet van mij, maar van .
Niet van zilver , maar van .


 .. Vul in:
Hij trouwt met blokken van hout.
Ik bouw van mijn vrouw.
Jij vouwt met een leuke vrouw.
Ik hou de krant dicht.