Spelling in de lift - deel 5 plus werkboek blz. 12

  
 ..  ..  ..

 .. Vul het goede woord in.
magmacht1. Hij geen koekjes pakken.
zegtzacht2. Zet de radio eens .
ligtlicht3. Hij in bed.
zagzacht4. jij dat ook?
laglach5. Waar je om?
legtslecht6. Hij zijn boek weg.
ligtlicht7. Die lamp geeft veel .
vlugvlucht8. De muis voor de poes.


 .. Kies uit: g, ch, gt of cht.
Mijn ni ma mee op een to door IJsland. Zij vlie er heen in
a uur. Zij gaat midden in de na we en komt aan als het net
li wordt. Er li een flink pak sneeuw. Haar vriend wa op haar. Zij
krij eerst een warme jas aan. Dan stappen ze in een bus en rijden we.
Hoo in de lu zien ze een vlu vogels. Als mijn ni vraa
wat dat voor vogels zijn, ze haar vriend: "Ganzen". Na een scherpe bo
krij de bus pe. Mijn ni la eerst no, maar haar vriend
plaa: "Wa maar, straks wordt het sle weer!" Hij krij gelijk, al
gauw jaa de sneeuw over het land. Iedereen klaa over de kou en een
lege maa. Uren later slaa een vliegtuig erin di bij hen te landen.
Met een zu stapt mijn nicht in ze ze : "A, volgend jaar ga ik
to maar weer naar Spanje!"
 ..